Onrust over Donkerplas: Hoofdstuk 3
‘Als ik je zeg dat er een monster rondvliegt aan de rand van Woudheuvel, dan klopt dat ook!’ gromde Rolf naar Meester Boehoe. Hij stak zijn scherpe snuit in de lucht en snoof met korte tussenpozen de geur van het gevaar dat op hen afkwam binnen. Zijn persoonlijke herinneringen herkenden het wezen niet, maar ergens in zijn diepste wezen wist hij dat zijn voorvaderen dit monster ooit nog hadden gekend.
Wolven liepen al heel lang rond op de aarde, zelfs nog voor de mens bestond. In zijn onderbewustzijn dat putte uit de wetenschap die in zijn genen was opgeslagen lag het antwoord besloten. Woorden en begrippen die zijn stamvader zich eigen had gemaakt, drongen zich aan hem op. Beelden van vernietiging vlogen als een waas voor zijn ogen, zo danig erg, dat hij op zijn schoften trilde.