Nederland is natuurlijk een op en top fietsland. Er wordt nergens meer gefietst dan hier. Bijna iedereen fietst en kan fietsen. We hebben al heel jong loopfietsjes en fietsjes met zijwieltjes. We leren al echt fietsen op jonge leeftijd. Op zondag, van je vader bijvoorbeeld, die je in een paar uurtjes in de straat voortduwt en je achterna holt. Een tweede dag probeer je het nog eens. Na wat vallen en opstaan, lukt het. De meeste kinderen hebben het fietsen al best snel onder de knie. 

We fietsen, eerst samen met mama, naar school, naar de club en naar opa en oma. Als we ouder worden fietsen we naar sport, naar de club  en naar het werk. We fietsen naar de winkel en naar vrienden en vriendinnen. Natuurlijk doen we er ook boodschappen mee. 

Als het echt mooi weer wordt,  dan trekken we er op de fiets, allemaal massaal op uit. Wij fietsen dus ook voor de gezelligheid. Gewoon, een eindje fietsen. Zomaar. 

Vroeger kon dat  "erop uit trekken" alleen maar met de fiets. Er was nog geen auto, die was er, voor de meeste Nederlanders, pas in de jaren 60. 

In die vroegere jaren waren het fietsen (rijwielen) van de merken Batavus, Singer, Gazelle, RIH of Empo, Ze waren onverwoestbaar en ze waren alleen maar in het zwart te krijgen. Dus geen verschillende kleuren zoals tegenwoordig!

Loading full article...