Aangezien Kimmie en Ko al jaren besmet zijn met het reisvirus zijn ze weer aan een nieuwe wereldreis begonnen.
Omdat ze toch wel een beetje heimwee naar Nederland hadden, besluiten ze om eerst een bezoekje aan Amsterdam te brengen.

'We zijn er!' roept Kimmie opgetogen.
'Ik ben benieuwd wat voor dieren hier leven,' zegt Ko.
'Kijk daar loopt een rat,' zegt Kimmie.
'Die sla ik liever over,' merkt Ko op.
'Zullen we eens bij die mooie grachten kijken?' stelt Kimmie voor.
'Straks,' zegt Ko. 'Laten we eerst eten. Ik heb honger!'
‘Jij hebt altijd honger,’ zucht Kimmie. ‘Waar wil je trouwens eten?’
‘Bij die friettent daar op de hoek, natuurlijk.’
'Vooruit dan maar...'
De twee kanaries sluipen voorzichtig tussen de stoelen van het terras door. Ze willen niet gezien worden, want mensen zijn gevaarlijke wezens.
Maar ze zijn niet de enige vogels die op de restjes afkomen. Drie dikke stadsduiven houden de wacht. En ze houden niet van concurrentie. ‘Ga weg!’ roepen ze. ‘Dit is ons terrein.’
‘Mooi niet,’ krast Kimmie. Ze begint heftig ruzie te maken met het drietal, terwijl Ko ongezien zijn buik vol eet. Als de duiven hem in de gaten krijgen, vliegt hij snel weg.
Dat is het moment voor Kimmie om haar eten bij elkaar te zoeken. Zo leiden ze om de beurt de duiven af.
Na een paar minuten houden ze het voor gezien en duiken de struiken in.
‘Zo komen we wel aan onze beweging,’ hijgt Kimmie. Ze kijkt om naar Ko als ze niets terug hoort. Geschrokken ziet ze hem met zijn kop flink heen en weer gaan.
‘Wat zit je nou voor rare bewegingen te maken?’ roept ze.
‘Er zit een stukje kauwgom in mijn keel!’
‘Dat krijg je nou als je mensenvoer van de grond eet.’
‘Zeur toch niet zo,’ kreunt Ko. ‘Help me liever, voordat ik stik!’
Ze komt achter hem staan en slaat met haar rechtervleugel op zijn rug. Het stukje kauwgom schiet uit zijn keel en blijft tussen de veren van Kimmie’s linkervleugel hangen. ‘A jakkes!’ Ze trekt een vies gezicht en probeert zich van het plakspul te bevrijden. Ze slaat hard met haar vleugels op en neer. ‘Help dan toch,’ roept ze in paniek.
Ko trekt met zijn snavel aan de kauwgom. Er ontstaat een lange sliert terwijl het tweetal ieder een kant op trekt.
‘Wat een vreselijk plakspul!’ roept Ko.
Ze klapperen zo wild met hun vleugels dat het stof om hen heen waait. En net als ze denken dat ze voorgoed aan de kauwgom vastzitten, schiet het roze ding ineens los.
Doodmoe vallen de twee kanaries op hun rug. Daar blijven ze liggen tot ze eindelijk weer op adem zijn gekomen.
'Oef, ik wist niet dat Amsterdam zo'n gevaarlijke stad was,' zegt Ko. 'Zullen we maar weer verder trekken?'
'Goed idee,' antwoordt Kimmie. 'Ik heb het hier wel weer gezien. Wat dacht je ervan om eens naar Parijs te gaan? Dat lijkt me wel romantisch.' Ze geeft Ko een knuffel.
'Waar wachten we nog op?'

Loading full article...