De wolf in schaapskleren was op een vroege lentedag onder een goed gesternte geboren. Hij zat op rozen, er werd hem geen strobreed in de weg gelegd. 

Hij kwam door de kajuitsramen aan boord, echt alles ging hem voor de wind. Het heilig boontje kon praten als brugman en liegen als een advocaat. Hij schraf met dubbel krijt, nam de mensen bij de benen en ging zonder berouw zijn boekje te buiten.

De mensen in zijn omgeving ondervonden dat hij niet zuiver op de graat was en kregen de kriebels van hem.  Hij negeerde menig schot voor de boeg en tegen de tijd dat hij het in de ramen had, ging hij achteruit als een hollend paard. Hij had zijn eigen ruiten ingegooid... wat zou hij nu graag door roeien en ruiten willen gaan om de klok achteruit te zetten.


Loading full article...